In mijn vorige artikel schreef ik over mijn werk als instructeurscoach en over de Instructeurs 10-daagse (waarvoor je je nog steeds kunt aanmelden!). Vandaag vertel ik iets meer over mijn motivatie om dit werk te gaan doen en geef ik tips voor instructeurs die in hun lessen te maken krijgen met weerstand!
Onderwijs
Naast het geven van paardrijles wat ik al jaren doe, ben ik ook werkzaam geweest als tweedegraads docent in de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie. Wat mij opviel in het onderwijs, in tegenstelling tot de paardensport, is dat er veel tijd, aandacht en geld werd besteed aan bijscholingen gericht op didactische vaardigheden. Deze bijscholingen vond ik altijd zo ontzettend waardevol, en ik dacht dat het ook een goede aanvulling zou zijn op de bijscholingen voor paardensportinstructeurs.
Daarom ben ik mij met EquiWorks gaan richten op het opleiden en het bijscholen van instructeurs in de paardensport. Door coaching en (online) trainingen voor instructeurs richt ik mij voornamelijk op het stukje didactiek; het beter leren lesgeven.
De “moeilijke lesklant”
Een veel gehoord probleem onder instructeurs is die van de “moeilijke lesklant”. Moeilijke lesklanten zijn er natuurlijk in vele vormen, maar deze lesklant is vooral moeilijk omdat het lijkt alsof hij of zij niet luistert naar jouw instructies en gewoon maar zijn eigen ding doet. Een lesklant met weerstand.
Jouw leerling of lesklant is het niet met je eens en laat dit weten. Soms is dit heel duidelijk te merken maar soms is weerstand subtiel en heb je als instructeur gewoon het gevoel dat je leerling niet echt meedoet of niet echt actief aan de slag gaat met jouw instructie.
Hoe herken je weerstand en hoe ga je hiermee om?
Als je denkt aan weerstand bij een leerling denk je waarschijnlijk al gauw aan een mokkende of boze puber. Vooral in een schoolsituatie kun je je dit waarschijnlijk goed voorstellen. Een docent geeft les aan een groep pubers en er is er 1 die duidelijk het hoogste woord heeft. Deze populaire en mondige puber is het niet eens met de docent en laat dit duidelijk horen. Hij zal zeggen (of zelfs roepen) dat je ongelijk hebt, dat er niks klopt van wat je zegt of dat hij zeker niet van plan is om mee te gaan werken vandaag. Gelukkig zie je deze situatie als paardensportinstructeur niet zo vaak, maar je kunt je vast wel een lesklant voor de geest halen die het niet met je eens is en tijdens de les eens even stevig in discussie gaat omdat je het niet goed zegt, jouw instructie voor zijn paard niet werkt of ‘dat hij ergens gelezen heeft dat…’.
Bovenstaande situaties laten duidelijk zien dat er weerstand is bij de leerling, maar ook op andere, veel subtielere manieren, kun je weerstand opmerken bij je leerlingen. Misschien wordt je een beetje zenuwachtig als je te maken krijgt met directe weerstand zoals deze hierboven beschreven is, maar vaak is indirecte weerstand juist lastiger te herkennen en om te buigen.
Directe weerstand
Hierboven las je voorbeelden van directe weerstand. Ook al zijn de situaties negatief omschreven, eigenlijk is directe weerstand iets positiefs. Het fijne aan directe weerstand is dat je het gesprek aan kunt gaan. Je leerling is open en eerlijk over wat hij of zij denkt: er klopt namelijk niks van wat jij zegt. Hierdoor kun je duidelijk ingaan op de mening of opvatting van jouw leerling, en kun je dus goed uitleggen waarom jij een bepaalde instructie geeft. Het is niet per se makkelijk om directe weerstand te weerleggen, maar er wordt gecommuniceerd. Nu is het aan jou als instructeur om jouw visie uit te leggen, zodat je je leerling iets kunt leren! Belangrijk hierbij is dat je respectvol communiceert zodat je leerling open staat voor jouw uitleg.
Indirecte weerstand
Indirecte weerstand is vaak moeilijker te herkennen. Je krijgt een gevoel dat je leerling het niet eens is met je maar je weet het niet zeker omdat er niks over gezegd wordt. Indirecte weerstand kan zich uiten door een bepaalde vorm van agressie of juist ondergeschiktheid. Ook kunnen leerlingen dichtklappen bij indirecte weerstand: ze durven eigenlijk niet te zeggen dat ze je niet begrijpen of het niet met je eens zijn en worden daarom stil. Bij indirecte weerstand is het van belang dat je het eerst opmerkt. Als een leerling niet mee lijkt te willen doen aan jouw instructie kan er weerstand aan ten grondslag liggen. Vervolgens probeer je het gesprek aan te gaan zodat je kunt achterhalen wat het probleem is. Misschien begrijpt je leerling niet wat je bedoelt maar durft hij het niet te zeggen. Ook kan het zijn dat hij met zijn hoofd heel ergens anders is, of dat hij een andere mening heeft maar de discussie niet aan wilt of durft te gaan. Je kunt in zo’n situatie heel direct in gesprek gaan: “Ik zie dat je niet doet wat ik van je vraag, wat is er aan de hand?”, maar dit komt (zeker bij een leerling die wat verlegen is) vrij dominant over waardoor hij nog meer dicht kan klappen. Een subtielere manier om het gesprek aan te gaan is te beginnen met vragen als: “Begrijp je wat ik uitlegde?”, “Voel je dat?” of “Heb ik dit zo goed uitgelegd?”. Door dit soort vragen te stellen moedig je je leerling aan om een reactie te geven, en dus met je in gesprek te gaan. Als er dan nog geen reactie komt kun je de vraag ook meer op jezelf betrekken: “Ik leg het soms wat te snel of onduidelijk uit, heb ik het goed verteld voor je?” of “Dit is hoe ik denk dat je het op kunt lossen, maar er zijn ook andere manieren. Wil je het op mijn manier proberen of heb je zelf een ander idee?”
Mogelijke oplossingen
Mocht je er bij een situatie van weerstand toch niet uitkomen zijn er meerdere mogelijke oplossingen. Je kunt verder gaan en op een volgend gepast moment toch proberen om jouw leerling te laten voelen wat je bedoeld (“Voel je wat er nu gebeurd? Dit is wat ik net ook bedoelde toen ik je uitlegde dat je de schouder moet begrenzen met je buitenteugel”). Vaak merk je op een later moment dat het kwartje toch nog valt bij je leerling. Als dit moment zich voordoet is de weerstand goed omgebogen: je leerling begrijpt je later alsnog. Ook kun je bij weerstand kiezen voor agree to disagree: Je hebt een andere mening dan je leerling maar dat hoeft geen probleem op te leveren voor het vervolg van de samenwerking. Een voorbeeld kan zijn dat jij als instructeur uitlegt waarom jij liever geen bandages gebruikt bij paarden, maar dat je leerling aangeeft het gewoon mooi te vinden en dus toch blijft gebruiken. Niet jouw paard dus niet jouw beslissing. (Na het stukje educatie, uiteraard). Een laatste en minder leuke optie is dat je besluit uit elkaar te gaan als instructeur en lesklant. Als de weerstand hoog blijft en je blijkbaar niet dezelfde visie hebt is het soms beter om afscheid te nemen van elkaar zodat jullie beiden verder kunnen op een manier die wel bij jullie past.
Ben jij instructeur en heb je weleens te maken gehad met weerstand in je les? Hoe heb je dat opgelost?
Dit artikel werd geschreven door Stephanie Karel-Pardaan van EquiWorks. Al haar ervaringen in de sport, het onderwijs en het ondernemen neemt ze mee in haar werk als instructeurscoach. Ze helpt jou als instructeur graag bij het verbeteren van jouw lessen, zowel inhoudelijk als op didactisch gebied. Ook helpt Stephanie bij het vinden van jouw ideale lesklant, je verbale en non-verbale communicatie, financiële zaken, positief opbouwend lesgeven en professionalisering.